Geschiedenis
De oprichting van Scouting
Robert Baden-Powell was een legerofficier die voornamelijk in India en Zuid-Afrika diende. Tijdens zijn tijd daar ontwikkelde hij een voorliefde voor het militaire verkennersleven, wat hij vaak beschreef als het "flanelshirt-leven." In 1903 schreef hij hierover het handboek Aids to Scouting.
Na zijn terugkeer in Engeland werd hij een nationale held vanwege zijn rol tijdens de lange belegering van het Zuid-Afrikaanse stadje Mafeking. Zijn boek werd onverwacht populair bij de Engelse jeugd, die het met veel enthousiasme naspeelde en het "B.P.'tje" noemde.
Scouting voor jongens
In 1907 bezoekt Baden-Powell een jongensvereniging genaamd de "Boys Brigade." Hij vindt hun militaire programma te saai en merkt op dat ze meer jongens kunnen aantrekken met een aantrekkelijker aanbod. Hij denkt daarbij waarschijnlijk aan zijn eigen passie voor verkennen. De leiders vragen hem om zijn ideeën op papier te zetten, waarna hij een studie begint naar verschillende bestaande programma's. Als belangrijkste vernieuwing maakt hij van het militaire verkennen een niet-militaire, vreedzame versie: het verkennersleven als een avontuurlijk jongensspel.
Om zijn ideeën te testen, organiseert Baden-Powell in 1907 een kamp op Brownsea Island met 22 jongens. In 1908 publiceert hij vervolgens Scouting for Boys, in goedkope, losse hoofdstukken die "Yarns" ("kampvuurverhalen") worden genoemd. Scouting is oorspronkelijk bedoeld als een spel dat bestaande organisaties zoals de Boys' Brigade en YMCA kunnen gebruiken, maar het slaat daar niet goed aan. In plaats daarvan beginnen jongens overal in Engeland hun eigen patrouilles op te richten, en al snel is er behoefte aan een aparte Scouting-organisatie. Zo ontstaat de Scoutingbeweging, die zich razendsnel verspreidt. In 1909 vraagt koning Edward aan Robert Baden-Powell om zich volledig aan deze nieuwe beweging te wijden.
Kort daarna ontwikkelt Baden-Powell samen met zijn broer Warington de zeeverkenners, en later, met hulp van zijn andere broer Baden, de luchtverkenners. Tussen 1911 en 1913 maakt Baden-Powell verre reizen met als doel Scoutinggroepen op te richten op alle vijf de werelddelen.
Aanvankelijk richt de Scoutingbeweging zich op jongens tussen ongeveer 10 en 15 jaar. In 1914 worden in Engeland de '(Wolf) Cubs' opgericht, een jongere tak van de Scouts. In 1916 verschijnt hiervoor het Wolf Cub's Handbook, dat mede is geschreven door Joseph Rudyard Kipling, de auteur van Het Jungleboek. In 1917 worden in Engeland de "Senior Scouts" opgericht, die in 1919 overgaan in de "Rover Scouts". Dit is een poging om oudere jongeren, die te oud zijn voor de gewone verkenners, betrokken te houden. Een van de achterliggende gedachten was ook om de verliezen onder leiders door de Eerste Wereldoorlog op termijn aan te vullen.
Scouting voor meisjes
In september 1909 wordt de eerste grote Scoutingrally in Londen gehouden. Tot ieders verrassing komen er niet minder dan 11.000 Boy Scouts opdagen, en er verschijnen zelfs enkele meisjes in zelfbedachte uniformen als Padvindsters. Dit is het signaal om ook Scouting voor meisjes te gaan organiseren. Begin 1910 wordt in Londen de Girl Guides Association opgericht onder leiding van Agnes Baden-Powell, de zus van Robert Baden-Powell.
Rond 1916 raakt de schatrijke Amerikaans-Engelse Juliette Low, die in de Verenigde Staten een grote meisjesclub leidt, onder de indruk van Baden-Powells werk. Ze richt de Girl Scouts of America op, wat grote invloed heeft op de ontwikkeling van Guiding in vele andere landen.
Ter ondersteuning van meisjesscouting schrijft Baden-Powell in die tijd het boek Girl Guiding en later Rovering to Success.
In 1928 wordt de WAGGGS opgericht, een internationale overkoepelende organisatie voor meisjesscouting. Enkele jaren later wordt Olave Baden-Powell, de echtgenote van Robert Baden-Powell, unaniem uitgeroepen tot "World Chief Guide" van deze organisatie.
Internationale activiteiten
Door zijn ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog komt Baden-Powell op het idee dat de Scoutingbeweging volkeren over grenzen heen kan verbinden. Hij stelt voor om tijdens internationale bijeenkomsten de nadruk te leggen op wederzijds begrip en onderlinge verstandhouding. Dit leidt in 1920 tot de allereerste Wereldjamboree. In datzelfde jaar wordt ook de eerste internationale conferentie gehouden, wat resulteert in de oprichting van de Boy Scouts International Conference.
Andere internationale initiatieven uit die beginjaren zijn het eerste internationale Scoutingblad (1921) en de oprichting van het eerste internationale Scoutingcentrum, het Internationaal Scout Chalet in Kandersteg, Zwitserland (1925).
Tijdens de tweede internationale conferentie in 1922, gehouden in Parijs, wordt de eerste internationale commissie gekozen, waarbij 30 nationale Scoutingorganisaties zijn vertegenwoordigd. Een wereldwijde telling van leden in dat jaar laat zien dat de Scoutingbeweging toen al 1.019.205 leden telde in 31 landen.
Scouting in Nederland
Na het succes in Engeland vindt Scouting ook in andere landen snel aansluiting, waaronder in Nederland. Een belangrijke bijdrage aan deze ontwikkeling komt van zes Scouts van Troep 16 uit Oxford, onder leiding van scoutmaster Bernard Blythe. Hun bezoek aan Nederland maakt zo'n indruk dat in december 1910 de eerste Nederlandse Scoutinggroep wordt opgericht, waarna vele groepen volgen. De indeling in leeftijdsgroepen (speltakken) wordt in die beginjaren grotendeels rechtstreeks overgenomen van de Engelse organisatie.
Door de invloed van de verzuiling ontstaan er in Nederland meerdere landelijke Scoutingorganisaties om de belangen van lokale groepen te behartigen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt Scouting in Nederland verboden. De Duitse bezetter probeert aanvankelijk de beweging vrijwillig te laten toetreden tot de Nationale Jeugdstorm, de jeugdvereniging van de NSB. Omdat de Scoutingbeweging dit - op een enkeling na - weigert, wordt in april 1941 besloten tot een verbod. De vereniging wordt door de bezetter ontbonden en eigendommen worden vernietigd. Ondanks het verbod gaat Scouting ondergronds door, en na de bevrijding herstelt de beweging zich volledig. De oude organisaties worden opnieuw actief en enkele nieuwe organisaties ontstaan.
In 1973 fuseren de verschillende Scoutingorganisaties tot Scouting Nederland. Voor de landelijke structuur wordt Nederland ingedeeld in gewesten en districten, maar in 2002 wordt deze indeling vervangen door steunpunten en regio's.
Sinds 1915 heeft een lid van het Koninklijk Huis steevast gefungeerd als beschermheer van Scouting Nederland.
Scoutingmuseum De Ducdalf
Wilt u meer weten over het Scouting van vroeger, of zien hoe de uniformen van vroeger waren, kijk dan eens op de website van Scoutingmuseum De Ducdalf, www.scoutmuseum.nl. Daar vind u veel informatie over het oude Scouting, met veel tekeningen en foto's. Het museum heeft ook een uitgebreide eigen collectie. Deze is binnenkort te bewonderen in het Scoutingmuseum aan de Korperweg 6 in Rotterdam. Maak wel van te voren een afspraak!